Lindenschmiede

Damaststaal of damast, ook Damasceens staal genoemd, is een staalsoort, oorspronkelijk afkomstig uit India, van waaruit het in de vorm van smeedklare blokken of zogenaamde ‘broodjes’ (ingots) werd verscheept naar het Midden-Oosten. In Europa is damast bekend geworden doordat Damasceense kooplieden het verhandelden in de vorm van zwaarden en messen.

Damast wordt tegenwoordig als verzamelnaam gebruikt voor twee soorten staal: wootz (of ook wel bulat genoemd) en patroongeweld (‘patternwelded’) staal. Beide vertonen patronen door kleurverschillen. Deze zijn echter door geheel verschillende productietechnieken verkregen. Om verwarring te voorkomen, wordt daarom ook niet meer gesproken van damast, maar of van wootz, of van patroongeweld staal.

Wootz

Wootz (uitgesproken als “woets”) is een soort hard gietstaal, afkomstig uit India. De naam is volgens de Oxford English Dictionary wellicht een drukfout voor wook, de Engelse verbastering van ukku (uitgesproken met een w aan het begin), dat het woord voor staal is in verschillende zuid-Indische talen.

Deze staalsoort werd al in de oudheid in India geproduceerd, en geëxporteerd naar het Midden-Oosten, waar het bekend werd als damaststaal. Het staal zou reeds rond het jaar 300 na Christus ontwikkeld zijn; sommige bronnen zeggen zelfs 200 vóór Christus. Dankzij de hardheid en scherpte werd het vooral gebruikt voor het maken van sabels en zwaarden. Dit kwam door het ijzercarbide (cementiet) in het staal, dat bij het afkoelen van het staal in banden uitkristalliseerde, waardoor deze wapens een karakteristieke tekening verkregen.

Aan het begin van de 19e eeuw stopte de productie van deze wapens en de kunst van het maken van deze “damascus-wapens” leek verloren te zijn gegaan. In de jaren 1980 reconstrueerden professor John Verhoeven van de Universiteit van Iowa en een Californische smid, Alfred Pendray, het vermoedelijke recept voor wootz: naast een heel nauwkeurige verhouding van temperatuur en duur van verhitting bij het maken van het staal, was de samenstelling van het erts van cruciaal belang: het moest rijk zijn aan fosfor en vooral, licht verontreinigd zijn met vanadium, molybdeen of soortgelijke carbide-vormende elementen. Ze vermoedden dat het erts voor wootz uit één bepaalde mijn afkomstig was; toen die mijn uitgeput raakte moest men erts van elders gebruiken maar dat had niet meer de juiste samenstelling om echte damascus-wapens te kunnen maken. Een andere factor voor het verdwijnen van deze wapens was wellicht ook de opkomst van vuurwapens.

Wootz is zeer hard door de verontreinigingen die erin vermengd zijn, zoals vanadium en koolstof. Wootz is een kroezenstaal, dat verkregen wordt door smeedijzer (laag koolstofgehalte) samen te smelten met gietijzer (zeer hoog koolstofgehalte) in een smeltkroes. Het metaal wordt daarbij afgeschermd door vloeibaar glas, zodat het geen extra koolstof opneemt, waardoor het anders volledig gietijzer zou worden. Dit werd gedaan omdat smeedijzer heel zacht en buigzaam is door te weinig koolstof, en gietijzer zeer bros door te veel koolstof. Door beiden in de juiste verhouding samen te smelten ontstaat goed, hardbaar staal. De aanwezigheid van vanadium als verontreiniging zorgt ervoor dat een deel van het koolstof zich afscheidt als zeer harde carbides. Op zichzelf zijn carbides bros, maar omdat ze ingebed zijn in flexible staal, wordt een goede combinatie van hardheid en sterkte verkregen. Deze combinatie van staal en carbides zijn duidelijk te zien in het staal als donkere en lichte tinten, indien ge-etst. De broodjes staal die werden verkregen door het staal langzaam af te laten koelen in de kroes werden verder uitgesmeed tot zwaarden, messen etc. In de volksmond wordt vaak genoemd dat dit een verloren proces is, waarvan niet meer bekend is hoe het werd uitgevoerd. De kennis is echter nooit geheel verloren gegaan, en er zijn tegenwoordig een redelijk aantal smeden die het proces beheersen. Er wordt ook vaak vermeld dat de uitputting van de ertsmijnen met de ‘juiste’ verontreinigingen (vanadium) heeft bijgedragen aan het verdwijnen van wootz. Waarschijnlijker is het dat industrieel verkregen staal dat in de 19de eeuw zijn intrede deed, veel goedkoper was te produceren en veel consistenter van kwaliteit, het arbeidsintensieve wootz heeft uitgebannen.

Patroongeweld staal

Dit is een samengesteld staal, waarbij door combinatie van verschillende staalsoorten met een verschil in kleur een patroon in het staal ontstaat. Deze staalsoorten worden aan elkaar geweld (aan elkaar smeden bij een temperatuur waarbij het staal aan elkaar hecht). Om het process te begrijpen is het noodzakelijk om het fabricageproces van smeedijzer te begrijpen. In Europa (en vele andere gebieden in de wereld), werd ijzer uit erts gewonnen in een schachtoven, waarbij het ijzer nooit het smeltpunt bereikt. Dit was om te voorkomen dat het ijzer veel koolstof zou opnemen, waardoor (in die tijd) nutteloos gietijzer zou ontstaan. Het gevolg is dat het ijzer veel onzuiverheden bevat, die door smeden eruit geperst moeten worden. Dit werd gedaan door het ijzer meermalen dubbel te vouwen en verder uit te smeden. Hierdoor staat een gelaagd ijzer, uit min of meer gelijke soorten ijzer. Dit geeft al een zichtbaar patroon. Al het ijzer vanaf de ijzertijd tot in de middeleeuwen had die gelaagdheid. Daarnaast was een gebruikelijke methode om koolstof toe te voegen aan het ijzer (om zo hardbaar staal te maken), dunne ijzeren staafjes een lange tijd te verhitten in een koolstofrijke omgeving. Hierdoor lost het koolstof op in het oppervlak. Deze staafjes kunnen dan weer samen geweld worden, en door vouwen en uitsmeden het koolstof gelijk verdeeld door het staal.

In de laatste eeuwen van de ijzertijd, ging men lagen van ijzer met verschillende verontreinigingen samensmeden (bijvoorbeeld met veel en weinig koolstof), om zo het gelaagde patroon duidelijker te maken, als lijnen donker en licht ijzer. Vanaf de 3de eeuw werden zwaarden opgebouwd uit staven gelaagd staal die ook nog eens getordeerd werden, waardoor nog interessantere patronen werden verkregen (bijv. V- N- of W- patronen, voor resp. 2, 3 of 4 getordeerde staven). Waarschijnlijk was dit meer een modeverschijnsel, dan dat het het zwaard een hogere kwaliteit gaf. Een zwaard geheel van een staal met genoeg koolstof om het te harden is namelijk minstens evengoed van kwaliteit. In het algemeen werd het patroongeweld staal ook alleen aangebracht in de kern van het zwaard, waarbij de sterkte van het staal van minder belang is. Zwaarden met dergelijke patronen waren de norm van ong. 500-1000 na Chr.. Hierna deed kroezenstaal zijn intrede in Europa, waardoor patroonwellen niet meer van toepassing was. Het is echter nooit geheel verdwenen. Zo werden later ook de lopen van luxe vuurwapens van patroongeweld staal gemaakt. En tegenwoordig is het zeer populair onder messensmeden, waarbij het patroonwellen veel mogelijkheden tot artistieke expressie geeft.

(bron: wikipedia)