spijkerboomOver de functie en geschiedenis van de spijkerboom (Stock im Eisen) bestaan verschillende geloof- en ongeloofwaardige, ware en verzonnen verhalen.

Historisch staat vast dat het 3000 v Chr. in Mesopotamië gebruikelijk was, boomstammen met spijkers van meteoorijzer te beslaan.

Je kunt het als toverij afdoen, maar de smeden in die tijd stonden, door het werk aan flakkerende vuren, voor de bevolking dichter bij de tovenaars dan bij de handwerkers. Echter, als in vele cultusgebruiken, had ook het bespijkeren van een boom een practisch nut.

Mogelijk is dat de uit meteoorijzer gesmede spijkers lanspunten waren die, om in boomhars te harden, heet in de stam geslagen werden. De koolstof uit het hars diffundeerde dan in het zachte ijzer. Door ze later uit de boom te trekken, roodheet te verhitten en snel af te koelen in water werden ze op de snijkanten hard.

Ook kan men zich voorstellen dat die spijkers de functie van een talisman hadden. Ze werden in, naar de hemel reikende, bomen geslagen om het meteoorijzer aan te trekken. Meteoorijzer dat in die tijd door kosmische toevalligheden in grote hoeveelheden uit de hemel viel en het eerste te smeden ijzer was. Over dit gebruik in Mesopotamië bestaan geen aantekeningen omdat de smeden die hun vaardigheden en gebruiken, ook in die tijd, door mondelinge overlevering doorgaven, zo hun beroepsgeheimen bewaarden.

Hierbij is ook zeker dat het praktische nut, het harden van ijzer, achter geheime riten verborgen werd gehouden.

Voorstelbaar is echter ook, dat bomen in nederzettingen al in oude tijden drager van boodschappen waren. Ze mochten niet omgehakt worden en overleefden zo beter als de mens het onrecht van “de loop der tijden”.

Het nieuws was vroeger eenvoudiger dan tegenwoordig. Men vond het al voldoende mede te delen dat men op een bepaalde plaats geweest was en nog leefde. Zo werd een bespijkerde boomstam de drager van goede berichten, een symbool dat spoorzoeken mogelijk maakten en zoekenden gerust kon stellen.

Door, in de spijker, een teken te zetten of deze in een speciale vorm te smeden werd duidelijk van wie de spijker was.

In de middeleeuwen pikten de reizende smidsgezellen (Wandernde schmiedegeselle) dit gebruik weer op. Zij hadden gesmede spijkers in hun tas en gebruikte deze voor 2 doeleinden. Het was een betaalmiddel dat in de toen gebruikelijke ruilhandel goed van pas kwam en anderzijds was het vaak de enige mogelijkheid ,op meerderjarige   “ Wanderschaft “, anderen mede te delen; ”Hier was ik “.

Dat dit voornamelijk in de buurt van smederijen geschiedde, waar men kortstondig werk vond , is begrijpelijk.

 

Jos De Graaf                                 Vrij vertaald en bewerkt uit bericht van Josef Moos in de Hephaistos 11/12 1997